Lu
Watters’ San Francisco Jazz, deel 1 Yerba Buena Jazzband
Het kartonnen ep-hoesje Clef /517, met daarop de vierkante kop van wat waarschijnlijk de leider was van het groepje musici, spelende onder de naam Lu Watters’ Yerba Buena Jassband (YBJB), maakte een beetje armoedige indruk. Vier nummers stonden erop, verder werd geen bezetting genoemd. Van verbazing viel ik bijna achterover op het moment dat de eerste akkoorden van het openingsnummer uit de speaker knalde. Wat was dit voor muziek, was King Oliver dan niet dood en hoe zat het met Jelly Roll Morton en Johnny Dodds? Waren dit onbekende opnamen onder een pseudoniem uitgebracht? Het werd me na enige informatie duidelijk; het bleken blanke musici te zijn uit San Francisco, die in die regio zo rond 1940 een eigen revival van de oude muziek uit New Orleans waren gestart. De achterliggende gedachte was, dat de meeste musici de populaire bigbandmuziek beu waren. Terug . naar de spontane ensemble-jazzmuziek was hun motto.
Typerend is, dat die muziek een dusdanige impact had op latere orkesten, dat we rustig kunnen stellen dat heden ten dage die San Francisco revivalmuziek nog steeds een belangrijke rol speelt in de tradionele jazz, niet alleen in de USA maar ook hier in Europa. Wel is duidelijk, dat in de periode 1940-1950 een naam nadrukkelijk genoemd wordt: Lu Watters. Het in 1996 gepubliceerde boek Emperor Norton’s Hunch, geschreven door de Australiër John Buchanan, brengt soelaas. John vertelt in zijn boek hoe Lu en zijn YBJB de revival opstartte en wereldbekendheid gaf.
Emperor Norton
Voordat San Francisco op landkaarten werd vermeld, had de oorspronkelijke
nederzetting onder Mexicaans bestuur de naam Yerba Buena (goed kruid) gekregen,
genoemd naar een kruid dat daar in de baai van Bodega veelvuldig voorkwam. Na
overname van dit stukje Mexico door de USA en de beruchte goldrush aan het
einde van de 19e eeuw maakte de stad een explosieve groei door; helaas lag de
stad bovenop een enorme breuklijn in de aardkorst, San Andreas genaamd. De
aardbeving van 1906, waarbij het grootste gedeelte van San Francisco met de
grond gelijk gemaakt werd, is wel het schoolvoorbeeld, dat die plaats voor een
stad volkomen verkeerd gekozen was. Toch werd de stad herbouwd en ontwikkelde
zich tot een metropool van wereldformaat. Een vrolijke straatfiguur (vergelijk
hem maar met de Amsterdamse Hadjememaar) had zich zelf tot keizer van de USA
uitgeroepen en kreeg plaatselijk bekendheid als Emperor Norton. Later werd hij
binnen de jazz bekend door het nummer Emperor Nortons Hunch, een compositie van
Lu Watters.
Lu Watters werd op 9 december 1911 geboren in Santa Cruz in Noord Californië.
Zijn in Australië geboren moeder had veel belangstelling voor muziek en zijn
talent zal hij wel aan haar te danken hebben. Als 16-jarige speelde hij al
bugel in het schoolorkest van de St. Joseph Military Academy. In 1925 verhuisde
zijn familie naar San Francisco, waar hij doorging met zijn
muziekstudie en afstudeerde op trompet aan de San Francisco University. Hij
wilde verder in de muziek en zette zijn eerste schreden als beroepsmusicus en
arrangeur in het orkest van Paul Hart. Later stapte hij over naar Ben Franklin
Hotel Orchestra, waarmee hij in 1929 zelfs de platenstudio inging en zijn
eerste plaat maakte (Alabama Stomp en On the Alamo). Met het dansorkest van
Loffner Harris ging hij op tournee door de gehele Verenigde Staten en kwam hij
zelfs in New Orleans terecht. Daar kwam hij voor het eerst met de jazzmuziek in
aanraking, die later zo belangrijk voor hem zou worden. In die tijd was het
zeker nog niet gebruikelijk, dat blanke en zwarte musici met elkaar speelden.
Lu had daar maling aan en ging regelmatig met zwarte bandjes spelen. Het wertl
hem zeker niet in dank afgenomen (het koste hem bijna zijn baan), want spelen
met coons (scheldnaam voor kleurlingen) was een doodzonde. Hij kwam er met een
reprimande af, omdat Loffner hem als arrangeur niet kon missen. Midden jaren
dertig speelde hij bij het orkest van Chuck Glaspool en trok weer langs de westkust
naar Reno, Nevada. Op die reis ontmoette Lu voor het eerst enkele leden van de
toekomstige YBJB, Turk Murphy en Bob Helm, waarmee hij de toekomst van de
jazzmuziek besprak. Unaniem waren zij het er over eens dat zij de balen hadden
van de bigbandmuziek en eigenlijk terugwilden naar de roots van de jazz: King
Oliver, Jelly Roll Morton, Louis Armstrong.
In 1938 namen zij de beslissing om onder leiding van Lu te gaan samenspelen in
een orkest in de Sweets Ballroom in Oakland, wel een bigband, maar met een
afwijkend repertoire. Als tweede trompettist werd Bob Scobey aangetrokken. Het
werd een kortstondig optreden, maar de basis van de YBJB was gelegd. Naarstig
werd naar een andere locatie gezocht en gevonden de Big Bear Tavern. Het bleek
een soort blokhut te zijn midden in de bossen en de eerste revivalklanken van
de latere Yerba Buena Jazzband klonken in die gelegenheid. Het werd snel bekend
en iedere zichzelf respecterende muzikant uit de San Francisco Bay kon meedoen
aan de jamsessions, die vaak tot in de kleine uurtjes duurden.
Minstrels of Annie Street
Plaatselijk had Lu Watters wel enige bekendheid gekregen,
maar de echte doorbraak kwam toen hij met zijn orkest ging spelen in Annie’s
Place in het centrum van San Francisco. De Dawn Club, een voormalige
speakeasy (illegale kroeg tijdens de drooglegging), werd de vaste stek van de
YBJB, inmiddels bestaande uit Lu en Bob Scobey op trompet,Turk Murphy op
standers vonden die , juist fantastisch. De YBJB trok zich
er niets van aan. Het was door hun onorthodoxe manier van spelen dat je kon
spreken van San Francisco-stijl jazz, of korter Frisco jazz. De term wordt nu
nog steeds gebruikt. Belangstelling was er genoeg en de club zat op de
avonden dat er gespeeld werd stampvol. Ongestoord speelden zij hun Frisco
jazz in de Dawn Club. |
Het dagblad de San Francisco Examiner berichtte in oktober 1941 dat een S.F.-
bandleider door de vader van zijn vriendin neergeschoten was. Het bleek om Lu
te gaan, die kennelijk de waarschuwing van Mr. Joyce om zijn dochter met rust
te laten in de wind geslagen had en in zijn hand was geschoten. Gelukkig hebben
musici ook een privé-leven, maar dit soort verhalen horen we niet vaak. Tussen
Lu en Patricia Joyce is het allemaal goed gekomen. Hij is met haar getrouwd en
ook met zijn schoonvader is hij later bevriend geraakt.
Door de aanval van het Japanse keizerrijk op 7 december 1941, waarbij de
marinehaven Pearl Harbour op Hawaï grotendeels in de as werd gelegd, was de USA
betrokken geraakt bij de tweede wereldoorlog. Het legde de Dawn Club geen
windeieren, het bezoekersaantal bleef stijgen en de band werd ongekend
populair. Ook de studenten van de universiteit van Californië ontdekten de Dawn
Club en maakten er hun vaste honk van. De lokale radio was er ook als de kippen
bij, discjockey Hal Mclntyre zond live vanuit de Dawn Club iedere vrijdag een
half uur uit. Een platencontract was de volgende stap. Lester Koenig van het
Jazz Man-label haalde de YBJB op 19 december 1941 naar de studio en een aantal
werkjes o.a. Muskrat Ramble, Original Jelly Roll Blues, Maple Leaf Rag en nog vijf
andere traditionals werden opgenomen en direct uitgebracht. Zeer opvallend was
wel de pianosoloplaat met begeleiding, de Maple Leaf Rag, een ragtime-werkje
gecomponeerd door Scott Joplin en gespeeld door Wally Rose. Lu Watters had een
speciale voorkeur voor deze voorloper van de jazzmuziek. De opstelling van de
band was ook anders dan bij de meeste orkesten. De drums stonden in het midden
en de blazers stonden achter de drums, geflankeerd door aan de ene kant de
piano en aan de andere kant de banjo, soms zelfs twee banjo’s. Ook dit was de
persoonlijke voorkeur van Lu. Door die eerste grammofoonplaten had de YBJB ook
landelijk bekendheid gekregen en een door Gene
Williams geschreven artikel werd in het blad Jazz Information gepubliceerd,
waarin hij lovend sprak over de muzikale aanpak van de YBJB. Een tweede
opnamesessie werd gehouden op 22 maart 1942, ook weer voor het Jazz Man-label
en op 29 maart 1941 volgde een derde sessie. In totaal heeft de YBJB 27
jazzstukken op de plaat opgenomen (de Ips en cds zijn uitgebracht op het Good
Time Jazz-label). De rol die de piano binnen het strakke stramien van de band
speelde, was ook speciaal. Wally Rose vond het eerst heel verwarrend, toen hij
van Lu te horen kreeg gewoon onder het collectief en de solo’s de melodie door
te spelen. Hierdoor ontstond wel dat heerlijke ontspannen ritme, dat zo
karakteriserend is voor de San Francisco- stijl.
Uncle Sam wants you for the army
In 1942 kwamen de donkere oorlogswolken ook boven Annie Street aanstormen. De
YBJB moest er ook aan geloven: Lu en Turk werden opgeroepen voor de
marine en later kwam ook Bob Scobey in het leger terecht. Voordat hij
opgeroepen werd, hadden Lu en vijf andere band- leden nog een corporatie
opgericht om te zorgen dat zij na de oorlog weer in de Dawn Club konden spelen.
Het zou hen later duur komen te staan. Tijdens de afwezigheid van Lu ging de
New Orleans revival gewoon doo een aantal veteranen (Bunk Johnson, Mutt Carey
en Kid Ory) uit die gelijknamige stad deden San Francisco aan en bleven er een
tijd hangen. Diverse concerten werden er gegeven, georganiseerd door de San
Francisco Hot Jazz Society en met een aantal leden van de YBJB ging Bunk ook
nog de platenstudio in en maakte begin 1944 onder de naam Bunk Johnson Hot
Seven acht opnamen, die later weer op Ip en cd op het Good Time Jazz-label zijn
heruitgebracht.
Aanvankelijk had Lu Watter nog geprobeerd de hele YBJB onder de wapenrok te krijgen,
op eenzelfde basis als het orkest van Glenn Miller, maar de welzijnszorg van
het Amerikaanse leger kon zich daarmee niet verenigen. Lu en Turk Murphy bleven
wel als musicus actief en hebben gelukkig niet aan oorlogshandelingen deel
hoeven te nemen. Lu Watters kreeg de muzikale leiding over een groep musici,
die voor entertainment moest zorgen. Zij speelden in de kantines langs de hele
westkust. Op weg naar Hawaï met de S.S. Antigua had Lu de gelegenheid en de
inspiratie een aantal eigen werkjes te componeren die later jazzclassics zijn
geworden (Antigua Blues, Big Bear Stomp, Emperor Nortons Hunch, Annie Street
Rock, Sage Hen Strut). Nog steeds staan ze op het repertoire van tientallen
orkesten die zich met de Frisco-stijl bezig houden.
Dawn
Club
Na de capitulatie van Japan keerden de leden van de YBJB weer terug naar San Francisco
en naar de Dawn Club, waar Lu geconfronteerd werd met een belastingschuld van $
30.000. Het management, dat tijdens hun afwezigheid de boel draaiende
had gehouden, had nagelaten belasting af te dragen. Doordat het een corporatie
onder hun naam was, werd de YBJB voor die schuld verantwoordelijk gehouden. Het
weerhield Lu er niet van om met de band vijf uur per dag driftig te gaan
repeteren en na een half jaar weer met een vernieuwd repertoire in de Dawn Club
aan de gang te gaan. De heropening vond plaats op 1 maart 1946 en de aanloop
was overweldigend. Er konden 700 mensen in de club, maar honderden moesten
worden teleurgesteld. De kritieken waren lovend, de kracht, discipline en het
vernieuwde repertoire maakten van de muziek van de YBJB een aantrekkelijk
handelsmerk. Geen orkest kon in die tijd aan hen tippen, zij waren top of the
bill. Nesuhi Ertegun, platenproducer, publicist en jazzliefhebber was bij die
openingsavond aanwezig en schreef een stukje voor de Record Changer, een in die
tijd toonaangevend muziektijdschrift, waarin hij het unieke van dit orkest
uiteenzette. Ook de radio was er weer als de kippen bij en ASC Network
verzorgde drie avonden per week live-uitzendingen van een kwartier rechtstreeks
vanuit de Dawn Club. In de platenstudio werden een aantal voortreffelijke
opnamen gemaakt, die tot de beste van de YBJB gerekend kun nen worden.
Jarenlang koesterde ik die platen, ook weer uitgebracht op het Good Time Jazz-
label, en inmiddels ook op cd te verkrijgen.
Ondanks het grote succes waren de juridische problemen rond de afbetaling van
de belasting- schuld er de oorzaak van dat de Dawn Club eind 1946 toch de
deuren moest sluiten.
Hambone Kelly
Ondanks het debacle van de Dawn club besloten de meeste bandleden van de YBJB
bij elkaar te blijven en naarstig werd naar een nieuwe locatie gezocht. Turk
Murphy en Bob Scobey besloten elk huns weegs te gaan en een eigen orkest te
beginnen. Lu en de overgebleven leden van de band vonden een onderkomen in El
Cerito, een uur rijden van het centrum van San Francisco. Sally Rands Hollywood
Club was een voormalig bordeel dat na onenigheid met de partners had moeten
sluiten. De boel werd omgetoverd tot een heuse jazzclub, Hambone Kelly; naast
het luisteren naar goede jazzmuziek wil de maag ook wel wat en in het
restaurant werd een voortreffelijke steak geserveerd. De opening was op
13juli1947 en het was weer een schotin de roos, de steaks waren niet aan te
slepen. De openingstijden waren van vijf uur in de middag tot twee uur in de
nacht, van woensdag tot en met zondag. De universiteit van Californië was
dichtbij, en wederom waren veel vaste bezoekers studenten. Natuurlijk ontbrak
de radio niet en het waanzinnig populaire programma van Rudi Bless, This is
Jazz, zond live vanuit Hambone Kelly uit. Veel gastsolisten kwamen meespelen
zoals Kid Ory, Mutt Carey, Wild Bill Davison, Ralph Sutton, en Eddie Condon.
Zij waren altijd welkom.
De bandleden woonden gewoon op de locatie, want het was een heel groot gebouw.
De peeskamertjes waren omgetoverd tot woon- en slaapkamers, en iedereen had het
er uitstekend naar zijn zin. Ook de platenmaatschappijen stonden weer te
trappelen, dit keer voor het Dawn Home-label en een aantal originals werden
vastgelegd (Alcoholic Blues, Oh by Jingo, Roll Jordan Roll en Dom’ the
Hambone). Speciale vermelding verdient bij deze opnamen de uitstekende zang en
het spel van Clancy Hayes, die met zijn unieke stem die opnamen tot juweeltjes
omtoverde. Norman Granz, organisator van Jazz at the Philharmonic, pikte ook
zijn graantje mee en voor zijn Clef-label nam hij ook een hele serie platen op.
Dit was dus het bewuste plaatje waarna mijn belangstelling voor Lu Watters
begon.
Drie jaar ging het goed in Hambone Kelly, toen was de koek op.
Gezondheidsredenen, gekoppeld aan het feit dat het heel moeilijk is lang met
een succesformule door te gaan, waren de reden dat Lu Watters in 1950 besloot
er definitief mee te stoppen. Lu Watters verliet de muziek en werd chef-kok in
een gerenommeerd restaurant in San Francisco.
Nog een keer haalde hij zijn trompet uit het vet. Met enkele voormalige leden
van de YBJB ging hij in 1964 de platenstudio in om voor het Fantasy-label
(Memories of the Bodega Battle) een protestplaat op te nemen. Het ging om de
beslissing van de elektriciteitsmaatschappij om een krachtcentrale te bouwen
bij de Bodega Baai bovenop de breuklijn. Hij componeerde nog twee nieuwe
stukken, Blues over Bodega en San Andreas Fault, die op de bewuste langspeler
met acht andere stukken uitgebracht werd.
Bob Scobey’s San Francisco Jazz,
|
|
Jazz by the Golden Gate
Bob Scobey werd geboren op 9 december 1916 in
Tucumcari, New Mexico. Tot zijn 14e jaar woonde zijn familie
in Stockton, California. Op school leerde hij spelen op de cornet. Alhoewel
chemie zijn belangstelling had, koos hij toch voor een muzikale carrière. Zijn
keuze voor muziek zal ook wel te maken hebben gehad met de enorme depressie
waarin de USA op dat moment zat. Banen waren niet te krijgen, dus dan maar de
muziek in. Het schijnt zelfs zo te zijn, dat Bob in die periode linkse (lees
Marxistische) sympathieën ontwikkelde, toen hij er als jongeman getuige van was
hoe ingehuurde knokploegen met honkbalknuppels en ander wapentuig stakingen
braken. De sociale tegenstellingen (arm contra rijk) waren op dat moment zô
groot dat hij wel een keuze moest maken. Hij ging spelen in zoetgevooisde
baliroomorkesten en switchte naar trompet, totdat hij in 1938 in contact kwam
met Lu Watters en Turk Murphy, waarmee hij ging spelen in de Yerba Buena
Jazzband (YBJB) - zie deel 1 van San Francisco Jazz. Bij de YBJB speelde Bob de
tweede partij, maar Lu liet hem regelmatig de eerste en ook de solopartij
spelen. Na het sluiten van de Dawn Club ging Bob ook nog mee naar Hambone
Kelly, maar hij was ambitieus en startte in 1947 met zijn eigen orkest, de
Alexander Jazzband, genoemd naar zijn zoon. De hegemonie van de gekortwiekte
YBJB was in de buurt van San Francisco nog steeds onaantastbaar. Bob begon te
spelen in een wat lossere, meer swingende stijl in vierkwartsmaat, die heel
duidelijk afweek van de tweekwartsmaat van de YBJB. Het bleek geen succes en
ook de platen die hij maakte voor het Trilon-label en later voor zijn eigen
Ragtime-label waren alles16 behalve toppers. Gespeeld werd er in en om San
Fancisco, maar met wisselend succes. Ongeveer een jaar nadat Lu Watters het
doek had laten vallen over Hambone Kelly, heropende Bob Scobey de tent onder de
naam Alexander’s. Helaas kreeg Bob geen drankvergunning en je kunt een
nachtclub niet draaiende houden met Coca Cola. Een en ander was een gevolg van
een aanraking met justitie, nota bene uit 1940, waarvan hij ook nog was
vrijgesproken. Op de hotelkamer waar hij logeerde met ene Charles Spencer Haerr
werd hij toen gearresteerd wegens het in bezit hebben van marihuana ter waarde
van $ 2000. Het voorval bleef hem achtervolgen. Bob speelde
tussen de bedrijven door ook nog een tijdje in de pas geformeerde Turk Murphy
Jazzband en op de platen die hij daarmee maakte voor het Good Time Jazz-label
horen we duidelijk de veranderde stijl van de Frisco Jazz: vrijer en
swingender.
Swingin’ minstrel Clancy Hayes
De grote doorbraak kwam in 1950 toen Bob Scobey de naam Alexander
Jazzband veranderde in Frisco Jazzband. De bezetting bestond uit enkele
voormalige leden van de YBJB, waarvan ook Clancy Hayes deel had uitgemaakt.
De swingende trompet van Bob, Wally Rose op piano, George Probert (later
Firehouse Five, maar de mooiste opnamen maakte hij met Bob) op klarinet, Fred
Higuera op drums, Jack Buck op trombone, Dick Lammi op bas en de wandelende
encyclopedie van het Amerikaanse volkslled, Clancy Hayes. |
|
Good Time Jazz
Om het succes van het orkest volledig uit te buiten trok Bob regelmatig
gastsolisten aan. De New Orleans klarinettisten Albert Nicholas en Darnell
Howard, legendes die nog met Jelly Roll Morton en King Oliver gespeeld hadden,
maar ook blueszangeres Lizzie Miles speelden met hem mee. Lovende kritieken en
werk genoeg. Bob had het juiste concept gevonden en scoorde hit na hit door
zijn open trompet, die fel en gedurfd speelde, de juichende klarinet van George
Probert en het prachtige repertoire uit de koker van Clancy, die elk stuk tot
een juweel omtoverde. Gespeeld werd langs de hele westkust van de USA, in Las
Vegas, Chicago, en in New York. Clancy Hayes, de swingende zanger!
Absoluut hoogtepunt was een optreden tijdens de Kerst van het jaar 1955, in de
beruchte gevangenis van San Quentin; het was een pro deo-concert. Gelukkig zijn
de gevangenissen in de USA degelijk gebouwd anders was de tent afgebroken,z6’n
succes hadden ze daar. Tijdens jazzconcerten traden ze op tussen de
allergrootste artiesten. Bij een Gene Norman-concert stond de naam Bob Scobey
tussen die van Louis Armstrong en Sidney Bechet. Ted Krec, verslaggever van de
Independent Press, maakte een verslag van dat optreden: Toen gebeurde het, een
slanke donkerharige jongeman met een glimmende trompet kwam het podium op
gevolgd door zijn band. Een andere, wat oudere en zwaargebouwde man nam plaats achter
de microfoon. Hij droeg een banjo, verloor geen minuut en begon meteen te
spelen. Met een sneltreinvaart werden de bekende krakers gespeeld, het publiek
ging uit zijn bol en wilde meer, het applaus was overdonderend.
Turk Murphy San
Francisco jazz
New York 1955
Op een zonnige zaterdagmiddag wandelde Eddie Condon richting
de Commodore Music - Store. Hij wilde eens informeren hoe het metde verkoop van
zijn op
het Columbia label uitgebrachte platen stond. Eddie Condon All Stars, murmelde
de verkoper
een beetje cynisch, nee — dat loopt helemaal niet, maar als u jazz zoekt dan is
er Turk Murphy, dat is
top of the bill. Eddie begreep er helemaal niets van en informeerde verder. Nou
zei Jack Cristal, de verkoper, San Francisco style dat is helemaal in; ik zal u
er eens wat van laten horen. Hij speelde Condon achter elkaar plaatopnamen van
Lu Watters Yerba Buena Jazzband, Bob Scobey’s Frisco Band en de Turk Murphy’s
Jazzband voor. Het verbaasde hem dat relatief jonge musici deze muziek
speelden. Muziek die naar zijn mening uit de prehistorie van de jazz kwam,
weliswaar in een nieuw jasje, maar toch meer dan 30 jaar oud. Composities van King Oliver, Jelly Roll Morton,
Louis Armstrong’s Hot Five. Eddie zei, toen ik nog in korte broek liep
ging ik al naar die orkesten luisteren, je moet maar op het idee komen. Na het
beluisteren van al die San Francisco jazz verzuchte hij: ‘ik heb nu werkelijk
behoefte aan wat bebop.”
In het boek Eddie Condons Treasury of Jazz vertelt hij van zijn ontmoeting met
Turk Murphy op zijn hotelkamer. Deze bleek een aimabele causeur te zijn en Turk
vertelde Eddie hoe en waarom hij en zijn kompanen uit San Francisco die oude
New Orleans muziek waren gaan spelen. In de voorgaande artikelen over San
Francisco jazz heb ik de sluier al een beetje opgelicht over het ontstaan van
de New Orleans Jazz revival aan de Westkust van de Verenigde Staten. Mijn
eerste ervaring met het robuuste spel van Turk Murphy was eind jaren vijftig,
toen ik enkele plaatjes van hem te pakken kreeg. Ik heb hem helaas maar een enkele
keer zien en horen optreden op het Jazzfestival van Breda in 1973. Hoewel in
elk jazztijdschrift wel over Turk Murphy en de San Francisco Jazz revival is
gepubliceerd, een echt boek zou pas in 1982 van de persen rollen: Just for the
record, geschreven door Jim Goggin. Ook het boek The Great Jazz Revival
geschreven door Pete Clute en Jim Goggin werd pas in 1992 gepubliceerd. Het
eerste geeft een volledig overzicht van de plaat (band) opnamen van Turk. Het
tweede geeft een fantastisch overzicht van de jazz revival op de East Coast.
Yerba Buena and all that Jazz
Melvin Edward AltonTurk’Murphy werd
op 16 december 1915 geboren in Palermo, California. Op jonge leeftijd
speelde hij al trombone in de dansorkesten van Will Osborne en Mal Hallett.
Later kwam hij in het orkest van Merle Howard. Het waren dansorkesten, die
zonder opsmuk gladde commerciële muziek maakten. De ontmoeting met Lu Watters
en Bob Helm, eind jaren dertig waren bepalend voor de rest van zijn muzikale
carrière. Na de oprichting van de Yerba Buena Jazzband gingen zij spelen in San
Francisco. In het artikel over Lu Watters ben ik daar uitvoerig op ingegaan. De
tweede wereldoorlog gooide roet in het eten en Turk moest Uncle Sam’s wapenrok
aantrekken. Hij kwam bij de Navy, maar vond nog wel tijd om te spelen met o.a.
de Bunk Johnson Hot Seven in 1944, die in San Francisco enkele concerten gaf.
Na de oorlog begon hij toch weer met Lu Watters en de YBJB, maar in 1947 hield
hij het voor gezien. Zijn eerste plaatopnamen onder eigen naam maakte hij met
de Bay City Stompers in de traditie van de YBJB, op de plaatselijke labels Down
Home en West Coast. De faam van de opnamen met de YBJB was hem vooruitgesneld;
in Engeland werden zijn platen dan ook op het Tempo label uitgebracht. Zoals
het ook met Lu Watters en Bob Scobey was gebeurd, werden die opnamen later weer
heruitgebracht op het Good Time Jazz-label van Lester Koenig. Bij de YBJB zong
Clancy Hayes. Bij zijn eigen orkest begon Turk zijn unieke stemgeluid meer en
meer te gebruiken. Zijn schorre, door whisky gesmeerde stem was zo natuurlijk,
dat ik gerust kan stellen dat Turk Murphy na Louis Armstrong, de meest unieke
jazzvocalist van zijn tijd was. Zo herkenbaar op die honderden opnamen die hij
tot zijn dood in 1989 zou maken. De vernieuwing van de YBJB stijl was ook te
merken aan het aantreden van zangeressen. Claire Austin was de eerste zangeres
waarmee hij ging rondtoeren. Op de plaat (GTJ cd) horen we haar met krachtig
stemgeluid de songs van Bessie Smith en andere blueszangeressen vertolken. Toch
bleef een belangrijk deel van het repertoire van de YBJB behouden in de band
van Turk: de ragtime. Wally Rose, een ragtime pianist pur sang, was met hem
meegegaan en speelde tot 1959 zijn werkjes tijdens het optreden van de band;
later nam Pete Clute die taak over. Ook als componist had Turk Murphy zich al
verdienstelijk gemaakt bij de YBJB (Minstrels of Annie Street; LittIe John Rag;
Bay City; Trombone Rag) en er kwamen nog veel meer stukken van zijn hand bij de
uitgevers terecht.
Nadat hij enige tijd rondgetoerd had, kreeg hij een contract om in de Cinegrill
van het Hollywood Rooseveld Hotel te komen spelen. Gelukkig was de radio
daarbij en werd het rechtstreeks uitgezonden op het ABC Westcoast Network. De
banden zijn bewaard gebleven en later op twee Fairmond Ips uitgebracht.
Belangstelling was er genoeg, want het volgende contract lag al klaar: hij kon
spelen in The Garden of Allah in Seal Beach en daarna naar Las Vegas in het
Last Frontier Hotel. Tot de opening van zijn eigen club Earthquake McGoons
bleef de band rondreizen.
Louis Armstrong en Mack the knife
Het platencontract, dat hem door Columbia records (in Nederland en Europa
uitgebracht door Philips) aangeboden werd, was zeer aantrekkelijk. De rol van
de 78-toerenplaat was begin vijftiger jaren uitgespeeld, de van vinyl
vervaardigde Ip nam het estafettestokje over en een voortreffelijke reeks platen
zag het levenslicht (Columbia cl serie 546-927). De TurkMurphyband brak ook
internationaal door. Vaak stellen platenmaatschappijen prioriteiten en zo is
het ook gebeurd met de opname die Turk Murphy maakte van de compositie van Kurt
Weil op tekst van Bertold Brecht uit de Dreigroschenoper, Mackie Messer (Mack
the knife). Op 22 september 1955 nam Turk het stuk met zijn orkest op en
zangeres Lotte Lenya en Turk zongen een duetje. De opname werd in Duitsland op
een 78-toerenplaat uitgebracht en was een groot succes. Columbia promotor
George Avakian vond het wel een leuke song voor Louis Armstrong, maar die vond
er niets aan. Na enige overreding van George en een door Turk Murphy speciaal
voor hem geschreven arrangement en tekst, nam Louis de plaat op om hem ook
direct weer te vergeten. Turk Murphy kreeg $500,-- voor zijn werk en kocht zo
zijn royalties af. Louis Armstrong ging in 1955 op tournee in Europa en het
publiek bleef maar om dat liedje vragen toen ze in Duitsland optraden. Louis
herinnerde zich de opname en studeerde het stuk in met de band, waarna het een
tophit werd met een miljoenenverkoop. De versie van het op Philips uitgebrachte
e.p.-tje 429127 BE vermeldt wel Murphy bij de componisten. De eigen opname van
Turk is nooit meer heruitgegeven; die werd door de platenmaatschappij vergeten,
het mocht geen concurrent worden voor de versie van Louis Armstrong
Duff Campbell’s Revenge
Het volgende voorval vond plaats na het bezoek van Eddie Condon aan Turk in New
York, waar ik dit verhaal mee begon. Eddie Condon vroeg Turk een compositie te
schrijven voor de nieuwe langspeelplaat, die hij met zijn All Stars voor
Columbia (in Europa Philips) zou gaan opnemen. Een paar weken later loste Turk
die belofte in en Eddie kreeg de compositie Duff Cambell's Revenge
thuisgestuurd. De wat vreemd aandoende titel van het nummer vindt zijn
oorsprong in San Francisco: daar was een jazzpromotor gevestigd met de naam
Charles Duff Campbell, een grote vriend van Turk Murphy en de San Francisco
jazzstijl. Hij had een ongelofelijke hekel aan de gladde, moderne Dixieland die
Eddie Condon en zijn barefoot mob produceerden. Turk haalde een enorme grap uit
door het werkje in vijf mollen te schrijven (toonsoort des), tot grote
verbijstering van de routiniers van Condon, die gewend waren in de toonsoorten
bes, f of g te spelen. Het heeft hun heel wat hoofdbrekens gekost om er een
behoorlijke opname van te maken. De revenge (wraak) van Charles Campbell was
zoet. Op de Ip Treasury of Jazz, Columbia-CL 881 ( PhilipsB
07193) horen we het werkje voortreffelijk uitgevoerd door Condons kundige
AlI-Stars. Turk Murphy nam zijn eigen compositie ook op de plaat op Ç’Jerve
MGV1013). Mijn voorkeur gaat toch uit naar de Condon-versie; die is al vanaf
1997 de herkenningsmelodie van mijn jazzprogramma op Radio Enkhuizen: We caIl
it music, jazz music.
Newport en
Earthquake McGoons
Turk Murphy en George Lewis waren uitgenodigd te komen spelen op het
prestigieuze Newport Jazzfestival dat plaatsvond op 4juli1957.
Platenmaatschappij Verve was erbij en we horen hen op de plaat (Verve MGV-8232)
aangekondigd door Willis Conover, een bekend radio coryfee uit die tijd.
Begin jaren zestig waren de bandleden het reizen moe en Turk en Pete Clute
onderzochten de haalbaarheid van een eigen club in San Francisco. In 1960
vonden ze een locatie; als naam werd gekozen voor Earthquake McGoons.
Earthquake was wel duidelijk daar op die breuklijn in de aardkorst, McGoon was
een stripfiguur en de bedenker van de strip Al Capp, gaf Turk toestemming om
die naam te gebruiken, mits er goede muziek gespeeld zou worden in de club. Als
zangeres werd Pat Yankee aangetrokken. Haar jazzy stem met zwaar Amerikaans
accent. paste voortreffelijk bij de rauwe Frisco klanken van de Murphy Band.
Later is ze met haar eigen orkest gaan optreden: Pat Yankee and her Sinners,
maar op tournee door het buitenland en festivals ging ze toch vaak met Turk
mee.
De eerste vestigingsplaats van McGoons was niet zo gelukkig gekozen, maar toen
ze naar het Wilhelm Teil Hotel in Claystreet verhuisden, begon het te lopen en
werd de uitgaansgelegenheld een begrip in San Francisco. Beroemde bezoekers
gaven acte de présence, Walter Cronkite, Bing Crosby en vele anderen. Toen de
Beatles hun veroveringtocht in de USA begonnen, kreeg ook McGoons het moeilijk,
maar met hangen en wurgen werd die periode toch doorgekomen. In de kelder onder
de club was een rariteitenkabinet ingericht met attributen van een bekende
goochelaar, Carter the Great, en dat trok ook nog wel wat bezoekers. Earthquake
McGoons zou nog twee keer van locatie veranderen, eerst naar Embarcadero,
daarna naar Pier 39. De rek was er echter uit en in 1984 ging de tent dicht.
Het plan van de elektriciteitsmaatschappij PGA om een kerncentrale te bouwen op
de breuk- lijn bij San Andreas was aanleiding tot protesten uit alle lagen van
de bevolking. Een concert werd georganiseerd met de bands van Lu Watters en
Turk Murphy en aansluitend werd een Ip opgenomen. Het zou het laatste
gezamenlijke optreden van Turk en Lu worden.
Satchmo dead,
a Jazz era ends
Deze kop stond op de voorpagina van de New York Times na het overlijden van
Louis Armstrong op 7 juli 1973. Dat einde gold niet voor de Turk Murphy band,
want er werd een Europese tournee geboekt. Op zaterdag 3 juni 1973 trad de band
op in het Turfschip in Breda. Turk Murphy en ook Bob Helm voldeden volledig aan
de door mij gestelde verwachtingen; het werd een prachtig optreden en ik
koester nog steeds dierbare herinneringen. Gesteund door een krachtige
ritmesectie met CarI Lunsford op banjo, Bill Carroll op tuba en Pete Clute op piano,
speelde de band moeiteloos de Murphy NVatters originals. Leon Oakley op cornet
en Bob Helm en Turk, klarinet en trombone, schotelden het publiek een
aantrekkelijk programma voor. Een maand later was er een optreden in Heidelberg
in Duitsland, het werd op de band opgenomen en later op een Ip van het label
MPS uitgebracht.
Evolution
Mama, don’t make a monkey Out of me
Ontelbare keren heeft Turk Murphy deze deun gezongen en het is hem op het lijf
geschreven; de zang komt vanuit zijn tenen en verliest niets van zijn dynamiek.
Op een videoregistratie van het Ierse Guinness Jazzfestival 1982 horen we het
hem zingen. De fraaie kop van Turk, nogal in de kreukels, kondigt met zijn
zware stem de nummers aan en de relatief jonge bandleden spelen de sterren van
de hemel en hij doet niet voor ze onder. Zangeres Pat Yankee is er ook bij en
met haar wat vettige stem en zwaar accent past ze voortreffelijk in de band. De
vocale duetten tussen Pat en Turk getuigen van een levenslust en lol, waar
menig vocalist een puntje aan kan zuigen.
De laatste jaren van zijn muzikale leven sleet hij in de New Orleans Room van
het Fairmont Hotel in San Francisco. Zijn laatste grote optreden was op 10
januari 1985 in de prestigieuze Carnegie Hall te New York. Het was een optreden
ter gelegenheid van zijn 50ste jaar als muzikant. Geflankeerd door de Hot Antic
Jazzband uit Frankrijk en de Night Blooming Jazzmen uit de USA horen we Turk
nog enkele stukken spelen. Helaas, de jaren hadden hun sporen nagelaten, hij
kon niet meer in de schaduw staan van zijn vroeger zo krachtige spel. Het mocht
de pret toch niet drukken, het was een geweldig feest.
Zijn gezondheid liet het afweten en na een lang ziekbed overleed Turk Murphy op
30 mei 1987. Hij werd 71 jaar oud.
Naschrift: Het gemeentebestuur van San Francisco besloot in 1994 om een
straat naar Turk te vernoemen. De voormalige Churchillstreet kreeg de naam Turk
Murphy Lane.
Het verhaal gaat dat de
nu alom ingevoerde term Traditional Jazz voor het eerst door Turk Murphy
gebruikt is.
Het schitterende
fotoboek: San Francisco-a profile with pictures, samengesteld door Barnaby
Conrad, uitgave 1959 door Bramhali New York, drukt een foto van de markante kop
van Turk Murphy af in het hoofdstuk Nightlife. Het geeft wel aan dat Turk
Murphy in San Francisco een niet weg te denken persoonlijkheid was.
Met dank aan Wim Keller,
Op zijn website is nog meer te vinden
over het ontstaan van de Jazz