Lu Watters’ San Francisco Jazz, deel 1 Yerba Buena Jazzband

 




Het kartonnen ep-hoesje Clef /517, met daarop de vierkante kop van wat waarschijnlijk de leider was van het groepje musici, spelende onder de naam Lu Watters’ Yerba Buena Jassband (YBJB), maakte een beetje armoedige indruk. Vier nummers stonden erop, verder werd geen bezetting genoemd. Van verbazing viel ik bijna achterover op het moment dat de eerste akkoorden van het openingsnummer uit de speaker knalde. Wat was dit voor muziek, was King Oliver dan niet dood en hoe zat het met Jelly Roll Morton en Johnny Dodds? Waren dit onbekende opnamen onder een pseudoniem uitgebracht? Het werd me na enige informatie duidelijk; het bleken blanke musici te zijn uit San Francisco, die in die regio zo rond 1940 een eigen revival van de oude muziek uit New Orleans waren gestart. De achterliggende gedachte was, dat de meeste musici de populaire bigbandmuziek beu waren. Terug . naar de spontane ensemble-jazzmuziek was hun motto.


Typerend is, dat die muziek een dusdanige impact had op latere orkesten, dat we rustig kunnen stellen dat heden ten dage die San Francisco revivalmuziek nog steeds een belangrijke rol speelt in de tradionele jazz, niet alleen in de USA maar ook hier in Europa. Wel is duidelijk, dat in de periode 1940-1950 een naam nadrukkelijk genoemd wordt: Lu Watters. Het in 1996 gepubliceerde boek Emperor Norton’s Hunch, geschreven door de Australiër John Buchanan, brengt soelaas. John vertelt in zijn boek hoe Lu en zijn YBJB de revival opstartte en wereldbekendheid gaf.

 

Emperor Norton
Voordat San Francisco op landkaarten werd vermeld, had de oorspronkelijke nederzetting onder Mexicaans bestuur de naam Yerba Buena (goed kruid) gekregen, genoemd naar een kruid dat daar in de baai van Bodega veelvuldig voorkwam. Na overname van dit stukje Mexico door de USA en de beruchte goldrush aan het einde van de 19e eeuw maakte de stad een explosieve groei door; helaas lag de stad bovenop een enorme breuklijn in de aardkorst, San Andreas genaamd. De aardbeving van 1906, waarbij het grootste gedeelte van San Francisco met de grond gelijk gemaakt werd, is wel het schoolvoorbeeld, dat die plaats voor een stad volkomen verkeerd gekozen was. Toch werd de stad herbouwd en ontwikkelde zich tot een metropool van wereldformaat. Een vrolijke straatfiguur (vergelijk hem maar met de Amsterdamse Hadjememaar) had zich zelf tot keizer van de USA uitgeroepen en kreeg plaatselijk bekendheid als Emperor Norton. Later werd hij binnen de jazz bekend door het nummer Emperor Nortons Hunch, een compositie van Lu Watters.
Lu Watters werd op 9 december 1911 geboren in Santa Cruz in Noord Californië. Zijn in Australië geboren moeder had veel belangstelling voor muziek en zijn talent zal hij wel aan haar te danken hebben. Als 16-jarige speelde hij al bugel in het schoolorkest van de St. Joseph Military Academy. In 1925 verhuisde zijn familie naar San Francisco, waar hij doorging met zijn
muziekstudie en afstudeerde op trompet aan de San Francisco University. Hij wilde verder in de muziek en zette zijn eerste schreden als beroepsmusicus en arrangeur in het orkest van Paul Hart. Later stapte hij over naar Ben Franklin Hotel Orchestra, waarmee hij in 1929 zelfs de platenstudio inging en zijn eerste plaat maakte (Alabama Stomp en On the Alamo). Met het dansorkest van Loffner Harris ging hij op tournee door de gehele Verenigde Staten en kwam hij zelfs in New Orleans terecht. Daar kwam hij voor het eerst met de jazzmuziek in aanraking, die later zo belangrijk voor hem zou worden. In die tijd was het zeker nog niet gebruikelijk, dat blanke en zwarte musici met elkaar speelden. Lu had daar maling aan en ging regelmatig met zwarte bandjes spelen. Het wertl hem zeker niet in dank afgenomen (het koste hem bijna zijn baan), want spelen met coons (scheldnaam voor kleurlingen) was een doodzonde. Hij kwam er met een reprimande af, omdat Loffner hem als arrangeur niet kon missen. Midden jaren dertig speelde hij bij het orkest van Chuck Glaspool en trok weer langs de westkust naar Reno, Nevada. Op die reis ontmoette Lu voor het eerst enkele leden van de toekomstige YBJB, Turk Murphy en Bob Helm, waarmee hij de toekomst van de jazzmuziek besprak. Unaniem waren zij het er over eens dat zij de balen hadden van de bigbandmuziek en eigenlijk terugwilden naar de roots van de jazz: King Oliver, Jelly Roll Morton, Louis Armstrong.
In 1938 namen zij de beslissing om onder leiding van Lu te gaan samenspelen in een orkest in de Sweets Ballroom in Oakland, wel een bigband, maar met een afwijkend repertoire. Als tweede trompettist werd Bob Scobey aangetrokken. Het werd een kortstondig optreden, maar de basis van de YBJB was gelegd. Naarstig werd naar een andere locatie gezocht en gevonden de Big Bear Tavern. Het bleek een soort blokhut te zijn midden in de bossen en de eerste revivalklanken van de latere Yerba Buena Jazzband klonken in die gelegenheid. Het werd snel bekend en iedere zichzelf respecterende muzikant uit de San Francisco Bay kon meedoen aan de jamsessions, die vaak tot in de kleine uurtjes duurden.

 

pict0.jpg

 

Minstrels of Annie Street

pict0.jpg

 

Plaatselijk had Lu Watters wel enige bekendheid gekregen, maar de echte doorbraak kwam toen hij met zijn orkest ging spelen in Annie’s Place in het centrum van San Francisco. De Dawn Club, een voormalige speakeasy (illegale kroeg tijdens de drooglegging), werd de vaste stek van de YBJB, inmiddels bestaande uit Lu en Bob Scobey op trompet,Turk Murphy op standers vonden die , juist fantastisch. De YBJB trok zich er niets van aan. Het was door hun onorthodoxe manier van spelen dat je kon spreken van San Francisco-stijl jazz, of korter Frisco jazz. De term wordt nu nog steeds gebruikt. Belangstelling was er genoeg en de club zat op de avonden dat er gespeeld werd stampvol. Ongestoord speelden zij hun Frisco jazz in de Dawn Club.

 


Het dagblad de San Francisco Examiner berichtte in oktober 1941 dat een S.F.- bandleider door de vader van zijn vriendin neergeschoten was. Het bleek om Lu te gaan, die kennelijk de waarschuwing van Mr. Joyce om zijn dochter met rust te laten in de wind geslagen had en in zijn hand was geschoten. Gelukkig hebben musici ook een privé-leven, maar dit soort verhalen horen we niet vaak. Tussen Lu en Patricia Joyce is het allemaal goed gekomen. Hij is met haar getrouwd en ook met zijn schoonvader is hij later bevriend geraakt.
Door de aanval van het Japanse keizerrijk op 7 december 1941, waarbij de marinehaven Pearl Harbour op Hawaï grotendeels in de as werd gelegd, was de USA betrokken geraakt bij de tweede wereldoorlog. Het legde de Dawn Club geen windeieren, het bezoekersaantal bleef stijgen en de band werd ongekend populair. Ook de studenten van de universiteit van Californië ontdekten de Dawn Club en maakten er hun vaste honk van. De lokale radio was er ook als de kippen bij, discjockey Hal Mclntyre zond live vanuit de Dawn Club iedere vrijdag een half uur uit. Een platencontract was de volgende stap. Lester Koenig van het Jazz Man-label haalde de YBJB op 19 december 1941 naar de studio en een aantal werkjes o.a. Muskrat Ramble, Original Jelly Roll Blues, Maple Leaf Rag en nog vijf andere traditionals werden opgenomen en direct uitgebracht. Zeer opvallend was wel de pianosoloplaat met begeleiding, de Maple Leaf Rag, een ragtime-werkje gecomponeerd door Scott Joplin en gespeeld door Wally Rose. Lu Watters had een speciale voorkeur voor deze voorloper van de jazzmuziek. De opstelling van de band was ook anders dan bij de meeste orkesten. De drums stonden in het midden en de blazers stonden achter de drums, geflankeerd door aan de ene kant de piano en aan de andere kant de banjo, soms zelfs twee banjo’s. Ook dit was de persoonlijke voorkeur van Lu. Door die eerste grammofoonplaten had de YBJB ook landelijk bekendheid gekregen en een door Gene
Williams geschreven artikel werd in het blad Jazz Information gepubliceerd, waarin hij lovend sprak over de muzikale aanpak van de YBJB. Een tweede opnamesessie werd gehouden op 22 maart 1942, ook weer voor het Jazz Man-label en op 29 maart 1941 volgde een derde sessie. In totaal heeft de YBJB 27 jazzstukken op de plaat opgenomen (de Ips en cds zijn uitgebracht op het Good Time Jazz-label). De rol die de piano binnen het strakke stramien van de band speelde, was ook speciaal. Wally Rose vond het eerst heel verwarrend, toen hij van Lu te horen kreeg gewoon onder het collectief en de solo’s de melodie door te spelen. Hierdoor ontstond wel dat heerlijke ontspannen ritme, dat zo karakteriserend is voor de San Francisco- stijl.

                                                                                                                 Uncle Sam wants you for the army
In 1942 kwamen de donkere oorlogswolken ook boven Annie Street aanstormen. De YBJB moest er ook aan geloven: Lu en Turk werden opgeroepen voor de marine en later kwam ook Bob Scobey in het leger terecht. Voordat hij opgeroepen werd, hadden Lu en vijf andere band- leden nog een corporatie opgericht om te zorgen dat zij na de oorlog weer in de Dawn Club konden spelen. Het zou hen later duur komen te staan. Tijdens de afwezigheid van Lu ging de New Orleans revival gewoon doo een aantal veteranen (Bunk Johnson, Mutt Carey en Kid Ory) uit die gelijknamige stad deden San Francisco aan en bleven er een tijd hangen. Diverse concerten werden er gegeven, georganiseerd door de San Francisco Hot Jazz Society en met een aantal leden van de YBJB ging Bunk ook nog de platenstudio in en maakte begin 1944 onder de naam Bunk Johnson Hot Seven acht opnamen, die later weer op Ip en cd op het Good Time Jazz-label zijn heruitgebracht.
Aanvankelijk had Lu Watter nog geprobeerd de hele YBJB onder de wapenrok te krijgen, op eenzelfde basis als het orkest van Glenn Miller, maar de welzijnszorg van het Amerikaanse leger kon zich daarmee niet verenigen. Lu en Turk Murphy bleven wel als musicus actief en hebben gelukkig niet aan oorlogshandelingen deel hoeven te nemen. Lu Watters kreeg de muzikale leiding over een groep musici, die voor entertainment moest zorgen. Zij speelden in de kantines langs de hele westkust. Op weg naar Hawaï met de S.S. Antigua had Lu de gelegenheid en de inspiratie een aantal eigen werkjes te componeren die later jazzclassics zijn geworden (Antigua Blues, Big Bear Stomp, Emperor Nortons Hunch, Annie Street Rock, Sage Hen Strut). Nog steeds staan ze op het repertoire van tientallen orkesten die zich met de Frisco-stijl bezig houden.

 

                                                                                                                                Dawn Club
Na de capitulatie van Japan keerden de leden van de YBJB weer terug naar San Francisco en naar de Dawn Club, waar Lu geconfronteerd werd met een belastingschuld van $ 30.000. Het management, dat tijdens hun afwezigheid de boel draaiende had gehouden, had nagelaten belasting af te dragen. Doordat het een corporatie onder hun naam was, werd de YBJB voor die schuld verantwoordelijk gehouden. Het weerhield Lu er niet van om met de band vijf uur per dag driftig te gaan repeteren en na een half jaar weer met een vernieuwd repertoire in de Dawn Club aan de gang te gaan. De heropening vond plaats op 1 maart 1946 en de aanloop was overweldigend. Er konden 700 mensen in de club, maar honderden moesten worden teleurgesteld. De kritieken waren lovend, de kracht, discipline en het vernieuwde repertoire maakten van de muziek van de YBJB een aantrekkelijk handelsmerk. Geen orkest kon in die tijd aan hen tippen, zij waren top of the bill. Nesuhi Ertegun, platenproducer, publicist en jazzliefhebber was bij die openingsavond aanwezig en schreef een stukje voor de Record Changer, een in die tijd toonaangevend muziektijdschrift, waarin hij het unieke van dit orkest uiteenzette. Ook de radio was er weer als de kippen bij en ASC Network verzorgde drie avonden per week live-uitzendingen van een kwartier rechtstreeks vanuit de Dawn Club. In de platenstudio werden een aantal voortreffelijke opnamen gemaakt, die tot de beste van de YBJB gerekend kun nen worden. Jarenlang koesterde ik die platen, ook weer uitgebracht op het Good Time Jazz- label, en inmiddels ook op cd te verkrijgen.
Ondanks het grote succes waren de juridische problemen rond de afbetaling van de belasting- schuld er de oorzaak van dat de Dawn Club eind 1946 toch de deuren moest sluiten.

 

  pict0.jpg  

                                                                                                                       

                                                                                                                             Hambone Kelly
Ondanks het debacle van de Dawn club besloten de meeste bandleden van de YBJB bij elkaar te blijven en naarstig werd naar een nieuwe locatie gezocht. Turk Murphy en Bob Scobey besloten elk huns weegs te gaan en een eigen orkest te beginnen. Lu en de overgebleven leden van de band vonden een onderkomen in El Cerito, een uur rijden van het centrum van San Francisco. Sally Rands Hollywood Club was een voormalig bordeel dat na onenigheid met de partners had moeten sluiten. De boel werd omgetoverd tot een heuse jazzclub, Hambone Kelly; naast het luisteren naar goede jazzmuziek wil de maag ook wel wat en in het restaurant werd een voortreffelijke steak geserveerd. De opening was op 13juli1947 en het was weer een schotin de roos, de steaks waren niet aan te slepen. De openingstijden waren van vijf uur in de middag tot twee uur in de nacht, van woensdag tot en met zondag. De universiteit van Californië was dichtbij, en wederom waren veel vaste bezoekers studenten. Natuurlijk ontbrak de radio niet en het waanzinnig populaire programma van Rudi Bless, This is Jazz, zond live vanuit Hambone Kelly uit. Veel gastsolisten kwamen meespelen zoals Kid Ory, Mutt Carey, Wild Bill Davison, Ralph Sutton, en Eddie Condon. Zij waren altijd welkom.
De bandleden woonden gewoon op de locatie, want het was een heel groot gebouw. De peeskamertjes waren omgetoverd tot woon- en slaapkamers, en iedereen had het er uitstekend naar zijn zin. Ook de platenmaatschappijen stonden weer te trappelen, dit keer voor het Dawn Home-label en een aantal originals werden vastgelegd (Alcoholic Blues, Oh by Jingo, Roll Jordan Roll en Dom’ the Hambone). Speciale vermelding verdient bij deze opnamen de uitstekende zang en het spel van Clancy Hayes, die met zijn unieke stem die opnamen tot juweeltjes omtoverde. Norman Granz, organisator van Jazz at the Philharmonic, pikte ook zijn graantje mee en voor zijn Clef-label nam hij ook een hele serie platen op. Dit was dus het bewuste plaatje waarna mijn belangstelling voor Lu Watters begon.
Drie jaar ging het goed in Hambone Kelly, toen was de koek op. Gezondheidsredenen, gekoppeld aan het feit dat het heel moeilijk is lang met een succesformule door te gaan, waren de reden dat Lu Watters in 1950 besloot er definitief mee te stoppen. Lu Watters verliet de muziek en werd chef-kok in een gerenommeerd restaurant in San Francisco.
Nog een keer haalde hij zijn trompet uit het vet. Met enkele voormalige leden van de YBJB ging hij in 1964 de platenstudio in om voor het Fantasy-label (Memories of the Bodega Battle) een protestplaat op te nemen. Het ging om de beslissing van de elektriciteitsmaatschappij om een krachtcentrale te bouwen bij de Bodega Baai bovenop de breuklijn. Hij componeerde nog twee nieuwe stukken, Blues over Bodega en San Andreas Fault, die op de bewuste langspeler met acht andere stukken uitgebracht werd.

 

Bob Scobey’s San Francisco Jazz,

Graag had ik in 1962 het optreden mee willen maken van Bob
Scobeys Frisco Jazzband in de Jaap Edenhal te Amsterdam.
Het was een optreden met de wereldberoemde Harlem
Globetrotters van Abe Saperstein. Deze basketballploeg uit
de USA had in het thuisland alle prijzen wel binnengehaald
en was bezig aan een Europese tournee van drie maanden.
Mijn jeugdvriend Wim de Groot was wel naar het optreden
geweest en aangezien wij beiden grote fans van Bob Scobey
waren, kan ik mij voorstellen dat hij van zijn stoel gleed van
verbazing toen hij in de orkestbak zijn idool zag staan te spe len
In geuren en kleuren kwam hij mij na afloop vertellen van
zijn ervaringen en ik moet zeggen dat ik zelfs nu nog jaloers
op hem ben. Recentelijk heb ik weer eens wat platen uit de
kast gehaald en heb me erover verbaasd hoe fris die muziek
van 50 jaar geleden nog klinkt.
Het enigszins pompeuze boek, He rambied! ‘tilI cancer cut
him down, werd door zijn tweede echtgenote Jeannette
E Scobey samengesteld en in eigen beheer in 1976 uitgegeven.
Schitterende foto’s, talloze anekdotes en interviews en commentaren,
al kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat het
een beetje overtrokken is voor wat betreft de rol van Bob
t Scobey in de San Francisco-scene.

 

Jazz by the Golden Gate
Bob Scobey werd geboren op 9 december 1916 in
Tucumcari, New Mexico. Tot zijn 14e jaar woonde zijn familie
in Stockton, California. Op school leerde hij spelen op de cornet. Alhoewel chemie zijn belangstelling had, koos hij toch voor een muzikale carrière. Zijn keuze voor muziek zal ook wel te maken hebben gehad met de enorme depressie waarin de USA op dat moment zat. Banen waren niet te krijgen, dus dan maar de muziek in. Het schijnt zelfs zo te zijn, dat Bob in die periode linkse (lees Marxistische) sympathieën ontwikkelde, toen hij er als jongeman getuige van was hoe ingehuurde knokploegen met honkbalknuppels en ander wapentuig stakingen braken. De sociale tegenstellingen (arm contra rijk) waren op dat moment zô groot dat hij wel een keuze moest maken. Hij ging spelen in zoetgevooisde baliroomorkesten en switchte naar trompet, totdat hij in 1938 in contact kwam met Lu Watters en Turk Murphy, waarmee hij ging spelen in de Yerba Buena Jazzband (YBJB) - zie deel 1 van San Francisco Jazz. Bij de YBJB speelde Bob de tweede partij, maar Lu liet hem regelmatig de eerste en ook de solopartij spelen. Na het sluiten van de Dawn Club ging Bob ook nog mee naar Hambone Kelly, maar hij was ambitieus en startte in 1947 met zijn eigen orkest, de Alexander Jazzband, genoemd naar zijn zoon. De hegemonie van de gekortwiekte YBJB was in de buurt van San Francisco nog steeds onaantastbaar. Bob begon te spelen in een wat lossere, meer swingende stijl in vierkwartsmaat, die heel duidelijk afweek van de tweekwartsmaat van de YBJB. Het bleek geen succes en ook de platen die hij maakte voor het Trilon-label en later voor zijn eigen Ragtime-label waren alles16 behalve toppers. Gespeeld werd er in en om San Fancisco, maar met wisselend succes. Ongeveer een jaar nadat Lu Watters het doek had laten vallen over Hambone Kelly, heropende Bob Scobey de tent onder de naam Alexander’s. Helaas kreeg Bob geen drankvergunning en je kunt een nachtclub niet draaiende houden met Coca Cola. Een en ander was een gevolg van een aanraking met justitie, nota bene uit 1940, waarvan hij ook nog was vrijgesproken. Op de hotelkamer waar hij logeerde met ene Charles Spencer Haerr werd hij toen gearresteerd wegens het in bezit hebben van marihuana ter waarde van $ 2000. Het voorval bleef hem achtervolgen. Bob speelde tussen de bedrijven door ook nog een tijdje in de pas geformeerde Turk Murphy Jazzband en op de platen die hij daarmee maakte voor het Good Time Jazz-label horen we duidelijk de veranderde stijl van de Frisco Jazz: vrijer en swingender.

 

Swingin’ minstrel Clancy Hayes

De grote doorbraak kwam in 1950 toen Bob Scobey de naam Alexander Jazzband veranderde in Frisco Jazzband. De bezetting bestond uit enkele voormalige leden van de YBJB, waarvan ook Clancy Hayes deel had uitgemaakt. De swingende trompet van Bob, Wally Rose op piano, George Probert (later Firehouse Five, maar de mooiste opnamen maakte hij met Bob) op klarinet, Fred Higuera op drums, Jack Buck op trombone, Dick Lammi op bas en de wandelende encyclopedie van het Amerikaanse volkslled, Clancy Hayes.
Het grote succes van de Frisco Jazzband is in mijn ogen voornamelijk te danken aan de combinatie van het populaire lied, de swing en de fantastische vocale bijdragen van Clancy Hayes. Clancy Hayes was wel een hoofdstuk apart. Hij werd geboren op 14 november 1908 in Canoy (Texas), als 7e zoon van een 7e zoon. Dat voor hem een muziekcarrière was weggelegd, was wel duidelijk. Zijn hele familie zat in de muziek. 1 just grew up in an orchestra, vertelde hij wel eens lachend. In 1926 verhuisde hij naar San Francisco en ging werken voor het NBC radionetwork.
Clancy was een soloartiest, componist, dichter en musicus. Eigen composities, waarvan hij er ook al enkele met de YBJB had opgenomen, werden tophits met de Frisco-band, Travelin shoes, Huggin and chalkin, Parsans kansas, in New Orleans. Ook van andere minstrelwerkjes maakte hij klassiekers, Ace in the hole, Silver dollar, Alcoholic blues, Peoria. Het zijn juweeltjes van opnamen, opgenomen en uitgebracht door het Good Time Jazz-label op single en 25 cm Ip, later in een serie van zes 30 cm langspelers en inmiddels ook weer op cd te verkrijgen. In mijn ogen zijn deze opnamen mijlpalen in de geschiedenis van de oude-stijl jazz en wie ze niet kent, moet naar de tweedehands platenzaak of naar het groot warenhuis om ze te gaan aanschaffen; bij V&D betaalde ik € 5,85 voor een cd van Bob Scobey op het label Giants of Jazz.

 

 

 

 

                                                                                            Good Time Jazz
Om het succes van het orkest volledig uit te buiten trok Bob regelmatig gastsolisten aan. De New Orleans klarinettisten Albert Nicholas en Darnell Howard, legendes die nog met Jelly Roll Morton en King Oliver gespeeld hadden, maar ook blueszangeres Lizzie Miles speelden met hem mee. Lovende kritieken en werk genoeg. Bob had het juiste concept gevonden en scoorde hit na hit door zijn open trompet, die fel en gedurfd speelde, de juichende klarinet van George Probert en het prachtige repertoire uit de koker van Clancy, die elk stuk tot een juweel omtoverde. Gespeeld werd langs de hele westkust van de USA, in Las Vegas, Chicago, en in New York. Clancy Hayes, de swingende zanger!
Absoluut hoogtepunt was een optreden tijdens de Kerst van het jaar 1955, in de beruchte gevangenis van San Quentin; het was een pro deo-concert. Gelukkig zijn de gevangenissen in de USA degelijk gebouwd anders was de tent afgebroken,z6’n succes hadden ze daar. Tijdens jazzconcerten traden ze op tussen de allergrootste artiesten. Bij een Gene Norman-concert stond de naam Bob Scobey tussen die van Louis Armstrong en Sidney Bechet. Ted Krec, verslaggever van de Independent Press, maakte een verslag van dat optreden: Toen gebeurde het, een slanke donkerharige jongeman met een glimmende trompet kwam het podium op gevolgd door zijn band. Een andere, wat oudere en zwaargebouwde man nam plaats achter de microfoon. Hij droeg een banjo, verloor geen minuut en begon meteen te spelen. Met een sneltreinvaart werden de bekende krakers gespeeld, het publiek ging uit zijn bol en wilde meer, het applaus was overdonderend.

pict0.jpg

 

 

Turk Murphy San Francisco jazz

 

  pict0.jpg  

 

New York 1955

Op een zonnige zaterdagmiddag wandelde Eddie Condon richting de Commodore Music - Store. Hij wilde eens informeren hoe het metde verkoop van zijn op
het Columbia label uitgebrachte platen stond. Eddie Condon All Stars, murmelde de verkoper
een beetje cynisch, nee — dat loopt helemaal niet, maar als u jazz zoekt dan is er Turk Murphy, dat is
top of the bill. Eddie begreep er helemaal niets van en informeerde verder. Nou zei Jack Cristal, de verkoper, San Francisco style dat is helemaal in; ik zal u er eens wat van laten horen. Hij speelde Condon achter elkaar plaatopnamen van Lu Watters Yerba Buena Jazzband, Bob Scobey’s Frisco Band en de Turk Murphy’s Jazzband voor. Het verbaasde hem dat relatief jonge musici deze muziek speelden. Muziek die naar zijn mening uit de prehistorie van de jazz kwam, weliswaar in een nieuw jasje, maar toch meer dan 30 jaar oud. Composities van King Oliver, Jelly Roll Morton, Louis Armstrong’s Hot Five. Eddie zei, toen ik nog in korte broek liep ging ik al naar die orkesten luisteren, je moet maar op het idee komen. Na het beluisteren van al die San Francisco jazz verzuchte hij: ‘ik heb nu werkelijk behoefte aan wat bebop.”
In het boek Eddie Condons Treasury of Jazz vertelt hij van zijn ontmoeting met Turk Murphy op zijn hotelkamer. Deze bleek een aimabele causeur te zijn en Turk vertelde Eddie hoe en waarom hij en zijn kompanen uit San Francisco die oude New Orleans muziek waren gaan spelen. In de voorgaande artikelen over San Francisco jazz heb ik de sluier al een beetje opgelicht over het ontstaan van de New Orleans Jazz revival aan de Westkust van de Verenigde Staten. Mijn eerste ervaring met het robuuste spel van Turk Murphy was eind jaren vijftig, toen ik enkele plaatjes van hem te pakken kreeg. Ik heb hem helaas maar een enkele keer zien en horen optreden op het Jazzfestival van Breda in 1973. Hoewel in elk jazztijdschrift wel over Turk Murphy en de San Francisco Jazz revival is gepubliceerd, een echt boek zou pas in 1982 van de persen rollen: Just for the record, geschreven door Jim Goggin. Ook het boek The Great Jazz Revival geschreven door Pete Clute en Jim Goggin werd pas in 1992 gepubliceerd. Het eerste geeft een volledig overzicht van de plaat (band) opnamen van Turk. Het tweede geeft een fantastisch overzicht van de jazz revival op de East Coast.

pict1.jpg

 

                                                                                        Yerba Buena and all that Jazz
Melvin Edward AltonTurk’Murphy werd op 16 december 1915 geboren in Palermo, California.
Op jonge leeftijd speelde hij al trombone in de dansorkesten van Will Osborne en Mal Hallett. Later kwam hij in het orkest van Merle Howard. Het waren dansorkesten, die zonder opsmuk gladde commerciële muziek maakten. De ontmoeting met Lu Watters en Bob Helm, eind jaren dertig waren bepalend voor de rest van zijn muzikale carrière. Na de oprichting van de Yerba Buena Jazzband gingen zij spelen in San Francisco. In het artikel over Lu Watters ben ik daar uitvoerig op ingegaan. De tweede wereldoorlog gooide roet in het eten en Turk moest Uncle Sam’s wapenrok aantrekken. Hij kwam bij de Navy, maar vond nog wel tijd om te spelen met o.a. de Bunk Johnson Hot Seven in 1944, die in San Francisco enkele concerten gaf.
Na de oorlog begon hij toch weer met Lu Watters en de YBJB, maar in 1947 hield hij het voor gezien. Zijn eerste plaatopnamen onder eigen naam maakte hij met de Bay City Stompers in de traditie van de YBJB, op de plaatselijke labels Down Home en West Coast. De faam van de opnamen met de YBJB was hem vooruitgesneld; in Engeland werden zijn platen dan ook op het Tempo label uitgebracht. Zoals het ook met Lu Watters en Bob Scobey was gebeurd, werden die opnamen later weer heruitgebracht op het Good Time Jazz-label van Lester Koenig. Bij de YBJB zong Clancy Hayes. Bij zijn eigen orkest begon Turk zijn unieke stemgeluid meer en meer te gebruiken. Zijn schorre, door whisky gesmeerde stem was zo natuurlijk, dat ik gerust kan stellen dat Turk Murphy na Louis Armstrong, de meest unieke jazzvocalist van zijn tijd was. Zo herkenbaar op die honderden opnamen die hij tot zijn dood in 1989 zou maken. De vernieuwing van de YBJB stijl was ook te merken aan het aantreden van zangeressen. Claire Austin was de eerste zangeres waarmee hij ging rondtoeren. Op de plaat (GTJ cd) horen we haar met krachtig stemgeluid de songs van Bessie Smith en andere blueszangeressen vertolken. Toch bleef een belangrijk deel van het repertoire van de YBJB behouden in de band van Turk: de ragtime. Wally Rose, een ragtime pianist pur sang, was met hem meegegaan en speelde tot 1959 zijn werkjes tijdens het optreden van de band; later nam Pete Clute die taak over. Ook als componist had Turk Murphy zich al verdienstelijk gemaakt bij de YBJB (Minstrels of Annie Street; LittIe John Rag; Bay City; Trombone Rag) en er kwamen nog veel meer stukken van zijn hand bij de uitgevers terecht.
Nadat hij enige tijd rondgetoerd had, kreeg hij een contract om in de Cinegrill van het Hollywood Rooseveld Hotel te komen spelen. Gelukkig was de radio daarbij en werd het rechtstreeks uitgezonden op het ABC Westcoast Network. De banden zijn bewaard gebleven en later op twee Fairmond Ips uitgebracht. Belangstelling was er genoeg, want het volgende contract lag al klaar: hij kon spelen in The Garden of Allah in Seal Beach en daarna naar Las Vegas in het Last Frontier Hotel. Tot de opening van zijn eigen club Earthquake McGoons bleef de band rondreizen.

pict0.jpg

 

                                                                                                                Louis Armstrong en Mack the knife
Het platencontract, dat hem door Columbia records (in Nederland en Europa uitgebracht door Philips) aangeboden werd, was zeer aantrekkelijk. De rol van de 78-toerenplaat was begin vijftiger jaren uitgespeeld, de van vinyl vervaardigde Ip nam het estafettestokje over en een voortreffelijke reeks platen zag het levenslicht (Columbia cl serie 546-927). De TurkMurphyband brak ook internationaal door. Vaak stellen platenmaatschappijen prioriteiten en zo is het ook gebeurd met de opname die Turk Murphy maakte van de compositie van Kurt Weil op tekst van Bertold Brecht uit de Dreigroschenoper, Mackie Messer (Mack the knife). Op 22 september 1955 nam Turk het stuk met zijn orkest op en zangeres Lotte Lenya en Turk zongen een duetje. De opname werd in Duitsland op een 78-toerenplaat uitgebracht en was een groot succes. Columbia promotor George Avakian vond het wel een leuke song voor Louis Armstrong, maar die vond er niets aan. Na enige overreding van George en een door Turk Murphy speciaal voor hem geschreven arrangement en tekst, nam Louis de plaat op om hem ook direct weer te vergeten. Turk Murphy kreeg $500,-- voor zijn werk en kocht zo zijn royalties af. Louis Armstrong ging in 1955 op tournee in Europa en het publiek bleef maar om dat liedje vragen toen ze in Duitsland optraden. Louis herinnerde zich de opname en studeerde het stuk in met de band, waarna het een tophit werd met een miljoenenverkoop. De versie van het op Philips uitgebrachte e.p.-tje 429127 BE vermeldt wel Murphy bij de componisten. De eigen opname van Turk is nooit meer heruitgegeven; die werd door de platenmaatschappij vergeten, het mocht geen concurrent worden voor de versie van Louis Armstrong

                                                                                                                       Duff Campbell’s Revenge
Het volgende voorval vond plaats na het bezoek van Eddie Condon aan Turk in New York, waar ik dit verhaal mee begon. Eddie Condon vroeg Turk een compositie te schrijven voor de nieuwe langspeelplaat, die hij met zijn All Stars voor Columbia (in Europa Philips) zou gaan opnemen. Een paar weken later loste Turk die belofte in en Eddie kreeg de compositie Duff Cambell's Revenge thuisgestuurd. De wat vreemd aandoende titel van het nummer vindt zijn oorsprong in San Francisco: daar was een jazzpromotor gevestigd met de naam Charles Duff Campbell, een grote vriend van Turk Murphy en de San Francisco jazzstijl. Hij had een ongelofelijke hekel aan de gladde, moderne Dixieland die Eddie Condon en zijn barefoot mob produceerden. Turk haalde een enorme grap uit door het werkje in vijf mollen te schrijven (toonsoort des), tot grote verbijstering van de routiniers van Condon, die gewend waren in de toonsoorten bes, f of g te spelen. Het heeft hun heel wat hoofdbrekens gekost om er een behoorlijke opname van te maken. De revenge (wraak) van Charles Campbell was zoet. Op de Ip Treasury of Jazz, Columbia-CL 881 ( PhilipsB 07193) horen we het werkje voortreffelijk uitgevoerd door Condons kundige AlI-Stars. Turk Murphy nam zijn eigen compositie ook op de plaat op Ç’Jerve MGV1013). Mijn voorkeur gaat toch uit naar de Condon-versie; die is al vanaf 1997 de herkenningsmelodie van mijn jazzprogramma op Radio Enkhuizen: We caIl it music, jazz music.

                                                                                                                 Newport en Earthquake McGoons


Turk Murphy en George Lewis waren uitgenodigd te komen spelen op het prestigieuze Newport Jazzfestival dat plaatsvond op 4juli1957. Platenmaatschappij Verve was erbij en we horen hen op de plaat (Verve MGV-8232) aangekondigd door Willis Conover, een bekend radio coryfee uit die tijd.
Begin jaren zestig waren de bandleden het reizen moe en Turk en Pete Clute onderzochten de haalbaarheid van een eigen club in San Francisco. In 1960 vonden ze een locatie; als naam werd gekozen voor Earthquake McGoons. Earthquake was wel duidelijk daar op die breuklijn in de aardkorst, McGoon was een stripfiguur en de bedenker van de strip Al Capp, gaf Turk toestemming om die naam te gebruiken, mits er goede muziek gespeeld zou worden in de club. Als zangeres werd Pat Yankee aangetrokken. Haar jazzy stem met zwaar Amerikaans accent. paste voortreffelijk bij de rauwe Frisco klanken van de Murphy Band. Later is ze met haar eigen orkest gaan optreden: Pat Yankee and her Sinners, maar op tournee door het buitenland en festivals ging ze toch vaak met Turk mee.
De eerste vestigingsplaats van McGoons was niet zo gelukkig gekozen, maar toen ze naar het Wilhelm Teil Hotel in Claystreet verhuisden, begon het te lopen en werd de uitgaansgelegenheld een begrip in San Francisco. Beroemde bezoekers gaven acte de présence, Walter Cronkite, Bing Crosby en vele anderen. Toen de Beatles hun veroveringtocht in de USA begonnen, kreeg ook McGoons het moeilijk, maar met hangen en wurgen werd die periode toch doorgekomen. In de kelder onder de club was een rariteitenkabinet ingericht met attributen van een bekende goochelaar, Carter the Great, en dat trok ook nog wel wat bezoekers. Earthquake McGoons zou nog twee keer van locatie veranderen, eerst naar Embarcadero, daarna naar Pier 39. De rek was er echter uit en in 1984 ging de tent dicht.
Het plan van de elektriciteitsmaatschappij PGA om een kerncentrale te bouwen op de breuk- lijn bij San Andreas was aanleiding tot protesten uit alle lagen van de bevolking. Een concert werd georganiseerd met de bands van Lu Watters en Turk Murphy en aansluitend werd een Ip opgenomen. Het zou het laatste gezamenlijke optreden van Turk en Lu worden.

Satchmo dead, a Jazz era ends
Deze kop stond op de voorpagina van de New York Times na het overlijden van Louis Armstrong op 7 juli 1973. Dat einde gold niet voor de Turk Murphy band, want er werd een Europese tournee geboekt. Op zaterdag 3 juni 1973 trad de band op in het Turfschip in Breda. Turk Murphy en ook Bob Helm voldeden volledig aan de door mij gestelde verwachtingen; het werd een prachtig optreden en ik koester nog steeds dierbare herinneringen. Gesteund door een krachtige ritmesectie met CarI Lunsford op banjo, Bill Carroll op tuba en Pete Clute op piano, speelde de band moeiteloos de Murphy NVatters originals. Leon Oakley op cornet en Bob Helm en Turk, klarinet en trombone, schotelden het publiek een aantrekkelijk programma voor. Een maand later was er een optreden in Heidelberg in Duitsland, het werd op de band opgenomen en later op een Ip van het label MPS uitgebracht.

Evolution Mama, don’t make a monkey Out of me
Ontelbare keren heeft Turk Murphy deze deun gezongen en het is hem op het lijf geschreven; de zang komt vanuit zijn tenen en verliest niets van zijn dynamiek. Op een videoregistratie van het Ierse Guinness Jazzfestival 1982 horen we het hem zingen. De fraaie kop van Turk, nogal in de kreukels, kondigt met zijn zware stem de nummers aan en de relatief jonge bandleden spelen de sterren van de hemel en hij doet niet voor ze onder. Zangeres Pat Yankee is er ook bij en met haar wat vettige stem en zwaar accent past ze voortreffelijk in de band. De vocale duetten tussen Pat en Turk getuigen van een levenslust en lol, waar menig vocalist een puntje aan kan zuigen.
De laatste jaren van zijn muzikale leven sleet hij in de New Orleans Room van het Fairmont Hotel in San Francisco. Zijn laatste grote optreden was op 10 januari 1985 in de prestigieuze Carnegie Hall te New York. Het was een optreden ter gelegenheid van zijn 50ste jaar als muzikant. Geflankeerd door de Hot Antic Jazzband uit Frankrijk en de Night Blooming Jazzmen uit de USA horen we Turk nog enkele stukken spelen. Helaas, de jaren hadden hun sporen nagelaten, hij kon niet meer in de schaduw staan van zijn vroeger zo krachtige spel. Het mocht de pret toch niet drukken, het was een geweldig feest.
Zijn gezondheid liet het afweten en na een lang ziekbed overleed Turk Murphy op 30 mei 1987. Hij werd 71 jaar oud.

 

 

pict1.jpg

 

 

Naschrift: Het gemeentebestuur van San Francisco besloot in 1994 om een straat naar Turk te vernoemen. De voormalige Churchillstreet kreeg de naam Turk Murphy Lane.
Het verhaal gaat dat de nu alom ingevoerde term Traditional Jazz voor het eerst door Turk Murphy gebruikt is.
Het schitterende fotoboek: San Francisco-a profile with pictures, samengesteld door Barnaby Conrad, uitgave 1959 door Bramhali New York, drukt een foto van de markante kop van Turk Murphy af in het hoofdstuk Nightlife. Het geeft wel aan dat Turk Murphy in San Francisco een niet weg te denken persoonlijkheid was.

 

Met dank aan Wim Keller,

Op zijn website is nog meer te vinden

over het ontstaan van de Jazz

http://www.wimkeller.nl/